De North Coast 500
Vijfhonderd mijl aan imposante bergen, kabbelende rivieren, langgerekte lochs, sprookjeskastelen en parelwitte zandstranden. iFly-reporter Iris reed de oogverblindend mooie North Coast 500 in het noorden van Schotland.
Vijfhonderd mijl aan imposante bergen, kabbelende rivieren, langgerekte lochs, sprookjeskastelen en parelwitte zandstranden. iFly-reporter Iris reed de oogverblindend mooie North Coast 500 in het noorden van Schotland.
Tekst & fotografie
Iris van den Broek
Met een kop thee in mijn hand kijk ik door de glas in lood ramen naar de een prachtige tuin die zich voor me uitstrekt. Wakker worden in een kasteel doe ik niet iedere dag, maar ik ben in Schotland en een kasteelovernachting behoort hier tot de mogelijkheden. Achnagairn Estate is een schitterend landgoed, slechts een paar mijl buiten Inverness en een prachtige plek om te verblijven voor je aan de North Coast 500 begint. Want dat is de route die ik ga rijden.
De North Coast 500 is een vijfhonderd mijl (516 mijl om precies te zijn) lange kustroute door de noordelijke hooglanden van Schotland. De wegen lagen er natuurlijk al lang maar pas in 2015 werd het geheel benoemd tot NC500 en gebombardeerd tot een van ’s werelds mooiste roadtrips.
Ik rij door een serie aan pittoreske dorpjes richting de westkust waar het eerste hoogtepunt op mij wacht: de beruchte Bealach na Bà. Een onvergetelijke rit door de bergen van het Applecross schiereiland. Bealach na Bà is Schots-Gaelisch voor “de pas van het vee”. Over deze bochtige weg werden vroeger de schapen over de bergen van het ene dal naar het andere gedreven. En ik moet zeggen: heel veel breder dan drie schapen is de weg ook niet.
Deze eenbaansweg kent venijnige haarspeldbochten, op sommige plekken een hellingsgraad van twintig procent en duizelingwekkende hoogtes. De beloning voor dit avontuur is echter groot: de rit is adembenemend mooi én biedt fantastische uitzichten op Isle of Skye. Uiteindelijk eindigt de weg in Applecross, waar ik pauzeer met een klassieke fish & chips met uitzicht over de baai.
“De Baelach na Bà kent venijnige haarspeldbochten, op sommige plekken een hellingsgraad van twintig procent en duizelingwekkende hoogtes”
Ik vervolg mijn weg naar Badachro. Een klein, schijnbaar nietszeggend dorpje ware het niet voor hét lokale exportproduct: de Badachro gin. Bovenop een heuvel runnen eigenaren Gordon en Vanessa de Badachro Distillery en de knusse Aird Hill Bed & Breakfast, waar ik verblijf. Hun microdistilleerderij levert inmiddels gin door het hele Verenigd Koninkrijk en exporteert zelfs naar Duitsland. De ingrediënten voor hun gin plukken ze zelf in de omgeving, de labels worden door Vanessa met de hand gedateerd. Alles aan dit product is ambachtelijk en authentiek en zo smaakt het ook.
Badachro mag dan klein zijn, op culinair gebied is het plaatsje goed bedeeld zo ervaar ik die avond in de Victoriaanse Shieldaig Lodge. Dit hotel met restaurant is van origine een jachtlodge en het heeft daarom een eigen valkerij. Grote valken en parmantige uilen bekijken me aandachtig als ik langsloop.
De eigenaar ontvangt me enthousiast: “Je hebt geluk. Er is vanmiddag kreeft gevangen dus dat staat vanavond op het menu”. Ik krijg een proeverij van vijf gangen, met nog veel meer lokale vangsten zoals oesters uit het noordelijkere Cape Wrath en langoustines uit de voor het hotel gelegen baai. De groentes komen uit eigen moestuin. En hoe leuk: de citroensorbet ligt in een laagje Badachro gin!
Als ik de volgende ochtend weer verder rij, ben ik opnieuw onder de indruk van de eindeloze wildernis van de Schotse hooglanden. De grootsheid en schoonheid van dit landschap zijn onvoorstelbaar. Hier is nog nooit een mens aan te pas gekomen. Maar die schoonheid zorgt ook voor een dilemma: er is maar zoveel tijd en eigenlijk wil ik op elke mijl mijn auto wel tien keer langs de kant zetten voor een foto.
Een must-stop is de Corrieshalloch Gorge, een diepe kloof van een mijl lang. Corrieshalloch betekent ‘lelijke holte’ in Gaelic, maar niets is minder waar. Ik loop over de 25 meter lange hangbrug en kijk over de rand naar de indrukwekkende Measach waterval die zich onder mij in de diepte stort. Hier is niets lelijks aan.
Slechts een kwartier verderop, aan het glasheldere Loch Broom, ligt het vissersdorpje Ullapool. Na al die natuur is een klein beetje leven in de brouwerij een welkome afwisseling en bovendien is het lunchtijd. Zoals ik gisteravond al gemerkt heb, staat vis hoog in het vaandel in Schotland, wat niet vreemd is gezien de ligging. Locals Kristie en Fenella hebben hier goed op ingespeeld met hun populaire Seafood Shack. Deze foodtruck heeft al meerdere prijzen gewonnen. De gerechten op het menu doen niet onder voor die in een volwaardig restaurant: halve kreeften, prachtige langoustines en tempura schelvis met citroenmayonaise. Allemaal gevangen door hun partners, die vissers zijn.
Mijn eindbestemming voor vandaag is Lochinver, maar voor ik daar ben kom ik eerst nog langs Loch Assynt met het vervallen Calda House en de spookachtige ruïne van Ardvreck Castle. De overblijfselen van dit vijftiende-eeuwse kasteel, gebouwd door de MacLeod clan, liggen aan de oevers van het loch. Naar verluidt spoken er veel geesten rond in Ardvreck Castle.
De dochter van een van de MacLeod kasteelheren verdronk in Loch Assynt en wordt nu nog wel eens op het strand gezien. Ook zijn er verhalen over een lange man in een grijs pak die bij tijd en wijle in de ruïnes ronddoolt. Geen van beiden laten zich uiteraard zien maar de dramatische wolken die zich samenpakken boven het kasteel, zorgen zeker voor een spookachtige sfeer.
De hooggelegen Inver Lodge Hotel heeft een schitterend uitzicht over de baai van Lochinver. Het is hier bijna zonde om de gordijnen dicht te doen.
Op dag drie ben ik officieel verliefd op Schotland. Van schattige weides tot ruige bergen en van diepe bossen tot uitgestrekte vlaktes: de variatie in het landschap is ongekend. De grootste verrassing tref ik al na tien minuten rijden, want wie had gedacht dat Schotland witte zandstranden had met azuurblauwe wateren? Achmelvich Beach doet niet onder voor een strand in de Cariben, op het ontbreken van palmbomen na. Het is een zonnige dag en dus zijn er al mensen die hun handdoekje hier neerleggen.
Nog geen half uur later sta ik alweer in een compleet ander landschap van rotsen, schapen en de indrukwekkende Clashnessie waterval die het achtergronddecor vormt van het dorpje Clashnessie. De wandeling er naartoe is modderig en ik moet balancerend over keien de rivier oversteken voor ik aan de voet van deze vijftien meter hoge waterval sta en de nevel in mijn gezicht stuift.
Veel tijd om te blijven hangen heb ik helaas niet want ik heb nog een aardig stuk te gaan. Mijn rit vervolgt zich over het hoofd van Schotland langs nog veel meer tropisch uitziende baaien en ruige rotsen naar mijn accommodatie voor de avond: de Braeside Retreats. Deze gloednieuwe glamping pods staan hoog op een heuvel net buiten de stad Thurso. Vanuit mijn privé hot tub (iedere pod heeft er één!) geniet ik ’s avonds van de stilte en de ondergaande zon boven de Orkney Islands die aan de horizon liggen.
De dag begint met mist waardoor ik helaas weinig te zien krijg van het meest noordelijke punt van het Verenigd Koninkrijk: Dunnet Head. Ook de verderop in zee gelegen Ducansby rotspilaren zijn helaas onzichtbaar. Ik loop een rondje door het noordelijkste stadje van het Verenigd Koninkrijk, John O’Groats. Overal liggen vissersboten, touwen, fuiken en netten. Op de wegwijzer zie ik dat ik inmiddels dichter bij de Noordpool ben dan bij New York. Hoewel dat niet zo voelt, want zelfs op deze afgelegen plek is een Starbucks neergestreken. Gelukkig is er ook de authentiekere Roads End Coffee Shop. Onder wandelaars heeft John O’Groats een mythische status want het is het eindpunt van de End to End trail: een 1956 kilometer lange wandeling van het zuidelijkste punt van het Verenigd Koninkrijk (Land’s End) naar hier.
Als ik mijn weg vervolg begint de mist wat op te trekken. De oostkust van de Schotse hooglanden is totaal anders dan de westkust. Minder ruig en ongerept, maar vriendelijker en lieflijker. Ik rij naar de Clynelish Distillery, want een reis door Schotland is natuurlijk niet compleet zonder een bezoek aan minstens één whisky distilleerderij. Clynelish bestaat al sinds 1819 en is met name bekend door de cult whisky Brora, waarvan over de hele wereld nog slechts een paar honderd flessen te krijgen zijn.
De tour door de distilleerderij is indrukwekkend met als hoogtepunt de enorme kamer met zes koperen ketels. Hier vindt het distilleerproces plaats. Mijn gids vertelt me dat zelfs de precieze vorm van deze ketels invloed heeft op de uiteindelijke smaak van de whisky. Zo nauw luistert dat dus.
Een kwartier verderop rij ik langs een van Schotland’s mooiste en meest intact zijnde kastelen: Dunrobin Castle. Dit kasteel zou met zijn elegante witte torens niet misstaan in een Disney-film. Ooit behoorde het toe aan de graven van Sutherland die het in de dertiende eeuw lieten bouwen. In de vroege negentiende eeuw kreeg het kasteel echter zijn huidige looks, geïnspireerd op Franse kastelen als Versailles. Er zijn maar liefst 189 kamers waarvan een deel is opengesteld voor het publiek. Door de ramen zie ik de zee liggen en heb ik uitzicht op de prachtige kasteeltuin. Hier komen sprookjes even tot leven.
Boek een overnachting bij Delny Glamping waar je kunt verblijven in een glamping pod tussen de heuvels van de highlands.
Op dag vijf komt mijn road trip tot een einde. Door de eindeloze stroom aan indrukken heb ik het gevoel minstens drie weken op pad te zijn geweest. Met een bezoek aan het Inverness Castle is de cirkel letterlijk rond, want dit is het officiële begin- en eindpunt van de NC500. En ik kan het nu bevestigen: met recht een van ’s werelds mooiste roadtrips.
De auto voor deze roadtrip werd gesponsord door autoverhuurbedrijf Arnold Clark.